Een blog over goede bedoelingen, afwijzing en het sociale gezicht van de ARP in Hoogeveen. Een blog over foute keuzes, over grote teleurstellingen en goede bedoelingen voor de ‘kleine luyden’. Het leven, en daarmee de lessen, van ARP-raadslid Pieter ten Hoorn samengevat.
Inleiding
Tijdens mijn onderzoekingen rondom de start van ARP/CDA in Hoogeveen van 1895 kwam ik een interessante man tegen. Een collega-gemeenteraadslid uit een andere tijd die in zijn tijd een ander geluid liet horen. Een persoon waar ik me wel mee kon identificeren. Dat dacht ik, maar zijn leven bleek meerdere hele beroerde wendingen te nemen. Dankzij het boek[1] over het leven van haar opa ben ik goed geïnformeerd over Pieter ten Hoorn. Dankzij zijn kleindochter Lenie Degen weten veel van hem. Zij onderzocht alle afwijzingen waarmee hij geconfronteerd werd. Het intrigeerde mij ook enorm omdat ik heel veel moeite met afwijzingen heb. Als andere afgewezen worden en zeker ook als je zelf afgewezen word. Zelf heb ik best ervaring met het fenomeen afwijzing. Vele uren zet je je in om een goed plan uit te werken. Een plan met goede bedoelingen. Een initiatief wat goed is voor je werk. Of voor je partij, voor de raad of voor de inwoners van Hoogeveen. Dan zegt iemand ‘wij gaan niet naar jouw pijpen dansen[2]’. En vraag je je af waarom vindt je inhoudelijk niks van mijn plan? Heb je er geen mening over? Waarom wijs je per definitie een partij of een persoon af? Wat maakt dat mensen zo reageren? Wat zit er achter en wat kan ik d’r van leren… iemand die ook vaak werd afgewezen was ARP-er Pieter ten Hoorn. Zijn leven is dusdanig markant dat ik dit blogje aan wil wijden. We kunnen er diverse lessen uit leren. Ten Hoorn heeft er een flinke prijs voor moeten betalen. Echter ook weer niet zo’n zware prijs als velen die de tweede wereldoorlog niet overleefden of zonder hun familie terugkeerden uit de concentratiekampen….
Wie is Pieter ten Hoorn
Pieter ten Hoorn (1888-1962) wordt in 1888 geboren op ‘het Slood’ in Hoogeveen. Dit is nu de Alteveerstraat in het centrum van de plaats Hoogeveen. Zijn vader Hendrik ten Hoorn (1857-1932) had daar als timmerman (nu zouden we zeggen aannemer) zeven huizen gebouwd en woonde zelf met zijn gezin in zo’n tweekamerhuisje. Pieter ten Hoorn trouwde in 1911 met Catharina Booy. Beiden kwamen uit gezinnen waar vele kinderen van zijn overleden. Pieter kwam uit een gezin met 6 kinderen. Daarvan zijn 2 volwassen geworden. En zijn zus Sophia stierf dan ook nog eens op 28-jarige leeftijd. Ook zijn vrouw Catharina had niet veel broers en zussen die de volwassen leeftijd haalden: 3 werden maar 1 jaar, 1 werd 8 en 1 werd 9 jaar. Alleen zus Dina werd bijna even oud als Catharina. Ook haar vader (41 jaar) en haar moeder (34 jaar) overleden jong. Het leven was zwaar. En dan moest de eerste wereldoorlog 1914-1918 en in 1918 de Spaande griep nog komen…
Uit de Hoogeveensche courant van 23 november 1918: ‘De Spaanse griep woedt hier en in de omtrek in steeds heviger mate. Het aantal sterfgevallen neemt onrustbarend toe. In de jaren dat de ze gevreesde cholera-epidemieën voor kwamen vielen niet zo veel slachtoffers als thans. In een gezin stierven twee volwassen zoons, in een ander twee zoons en een dochter terwijl in beide gezinnen nog meer huisgenoten ziek liggen. In het gehucht Stuifzand overleden zondag vier personen. Een angstige tijd.
Je ziet overigens in Hoogeveen de kindersterfte pas afnemen als er gezond drinkwater komt en men geen water meer de wieke of de vaart haalt. Dat men, doordat men ook het afval in de vaart stort, niet op de gedachte komt dat dit slecht voor de mens was, is nu onvoorstelbaar. Maar eind 19de eeuw weet men niet zo veel als in 2022, of was zo arm dat er ook weinig keuze was. De huizen op het Slood hadden bijvoorbeeld gezamenlijk 3 huussies buiten. In de zomer vol ongedierte en in de winter ijskoud. Ook een bron van ziekten.
Huisjes aan het kanaal achterop wat nu Alterveerstraat heet (ongeveer t.o.v. de Leijenhove)
Sloot (hier met een t) was een ‘kanaal’ met o.a. schepen. Aan de andere kant was trouwens wel verlichting zoals u kunt zien. De huisjes stonden blijkbaar aan de ‘arme kant’?
Begin van 20ste eeuw komen er in Hoogeveen waterpompen en wordt de kindersterfte minder
Nu moet het water nog ontdaan worden van ijzer. In de Hoogeveensche courant van 2 maart 1907 lezen we uiteindelijk ook: ‘De gemeenteraad besluit om nog 5 ontijzeringsmachines te doen plaatsen op de gemeentepompen’. Pas in 1928 volgt de bouw van de watertoren om voor stromend water in Hoogeveen te zorgen.
Hendrik en Pieter
Vader Hendrik was een vakman. Hij geeft deze vaardigheden door aan zijn zoon Pieter. Hendrik stond te boek als een strenge en autoritaire man. Vol in de gereformeerde traditie. Een exponent van de ‘kleine luyden’ die bij Abraham Kuyper steun vonden. Na een paar jaar lager school ging Pieter aan het werk in de timmerwerkplaats van vader. Eerst als leerling en later als timmergezel. Voor zijn 10de verjaardag kreeg Pieter een door zijn vader gemaakte gereedschap set.
In de Hoogeveense courant lezen wij op 23 januari 1897 een advertentie voor de opleiding van timmerman of smid. Pieter heeft zich echter nooit ingeschreven. Hij krijgt zijn opleiding van zijn vader en op de jongelingvereniging van de Gereformeerde kerk.
De jonge Pieter (hier 13 jaar)
Bij Hendrik en later Pieter ontstaat sympathie voor de Duitse manier van omgaan met vakmannen zo veronderstelt Lenie Degen. Als Pieter van gezel naar meester wil ‘opklimmen’ moet hij een meesterproef afleggen. Het door hem gemaakte dressoir is overigens nog steeds in de familie.
In 1900-1910 als Pieter dus aan het werk gaat is er veel armoede en werkloosheid. Timmerman Hendrik werkt veel voor omliggende boeren en komt veel in contact met Duitse timmerlieden. Hun manier waarop zij georganiseerd waren was voor de mannen een voorbeeld. De baas werkt bijvoorbeeld mee met de arbeiders. En er was veel waardering voor vaklieden en er werd gezorgd voor hun vrouwen en kinderen. Een goed voorbeeld. Zo zou het ook in Nederland moeten zijn. Pieter leerde nog meer in de praktijk van zijn vader. Onderhandelen en binnenhalen van opdrachten. In deze periode wordt hij waarschijnlijk gemotiveerd om aan de slag te gaan voor ‘de vakbeweging’. Later zou Pieter niet alleen de financiële verantwoordelijkheid voor zijn eigen gezin (7 kinderen, 1 na 1 jaar overleden), maar ook voor zijn vader en opoe (tweede vrouw) dragen. Zijn vader Hendrik zal hem tot zijn dood in 1939 blijven waarderen.
Kerkelijke achtergrond
De vader van Pieter (Hendrik) was lid van de Christelijk Gereformeerde Kerk van Hoogeveen. Nu gebeurde er kerkelijke in die jaren wel het nodige. Dat Hendrik lid van de CGK was in Hoogeveen wil niet zeggen dat hij tot de huidige CGK-stroming zou behoren. In 1892 kenden we in Nederland namelijk de doleantie. De tweede afscheiding van de grote Hervormde kerk. De eerste was in 1834 (de afscheiding) en in 1892 ging nog eens 10% van de Hervormden zelf verder. De dolerenden vormden in 1892 de Vereniging met het grootste gedeelte van de Christelijke Gereformeerde Kerk die ontstaan was na de Afscheiding van 1834. Zij noemden zich voortaan de Gereformeerde Kerken in Nederland. Doleantie is de naam van de protestbeweging van predikanten en gemeenteleden in de Nederlandse Hervormde Kerk tegen de toenmalige Algemene Synode, die weigerde te waken over het traditioneel gereformeerde belijden en zich slechts bezig hield met formele bestuurlijk-organisatorische zaken.
In de periode 1834-1836 was dus een aantal hervormden al meegegaan met de Afscheiding, maar waren er overal toch vooral ‘rechtzinnige leden’ de Hervormde Kerk trouw gebleven. Toen het modernisme terrein bleef winnen, kwam onder leiding van Abraham Kuyper in 1886 een bredere beweging op gang. In Drenthe ontstond in drie kerken tussen 1887 en 1889 een beweging die leidde tot de vorming van een Doleantie-kerk: Meppel, Hoogeveen en Smilde. Niet toevallig ook de drie gemeenten die Christelijke werkliedenvereniging hadden…en dus veel armoe was. Een voedingsbodem voor protest. In enkele andere plaatsen sympathiseerden orthodoxe groepen wel met de Doleantie, maar kwam men niet tot de stichting van een eigen kerk. Assen is daarvan een voorbeeld.
In Meppel en Hoogeveen ging het om respectievelijk 500 en 800 mensen, die een zogenaamde B-kerk stichtten. In beide plaatsen moest als gevolg daarvan één van de predikantsplaatsen in de hervormde kerk worden opgeheven. In Meppel vond de hereniging met de oude afgescheidenen plaats in 1897, waarna een nieuw gezamenlijk kerkgebouw in gebruik werd genomen: de Oude Kerk. Hoogeveen volgde in 1899, waardoor de inmiddels gestichte Westerkerk kon worden opgeheven en er een nieuwe Oosterkerk aan de Hoofdstraat (nu de Hoofdstraatkerk) kon worden gebouwd. Kerk (doleantie) en noaberschap zorgden voor een heel sterk ‘wij-gevoel’ bij de Drentse en dus ook Hoogeveense Gereformeerden. Een gevoel dat Pieter ten Hoorn van huis uit sterk heeft meegekregen.
Hoofdstraatkerk
De Hoofdstraatkerk (de kerk van mijn jeugd en belijdenis) is in het jaar 1904 gebouwd. In dat jaar kreeg de kerk de naam Oosterkerk, simpelweg omdat ze aan de oostkant van de Hoofdstraat stond. De kerk is gebouwd in opdracht van de Afgescheidenen en de Dolerenden. Deze twee kerken gingen samen verder als Gereformeerde Kerk. De jaartallen in de voorgevel van de kerk verwijzen nog naar de Afscheiding in 1834 en de Doleantie in 1886. Het kerkgebouw is in 1964 grondig verbouwd, waarbij de gehele inrichting een kwartslag werd gedraaid. In 2008 volgde een tweede grote verbouwing, waarbij de kansel meer in het midden van de gemeente is geplaatst en het aantal zitplaatsen is teruggebracht van 900 naar maximaal 650. Het oorspronkelijke orgel uit 1846 kwam uit de Duits-Lutherse-Kerk te Antwerpen en is in 1905 in de Hoofdstraatkerk geplaatst.
Hoofdstraatkerk vanaf de overkant van het kanaal gefotografeerd toen nog met de winkels d’r pal voor. Rechts zou later het Herman Bavinckhuis worden, inmiddels aan de achterzijde gebouwd.
Christelijke werkliedenvereniging ‘Patrimonium’
We weten van Pieter dat hij uiteindelijk voorzitter wordt van Patrimonium in Hoogeveen. Deze vereniging werd op 12 juni 1871 opgericht en telde toen zes leden. Het doel van de vereniging was om de bedelarij te weren en armoe te lenigen. Het initiatief ging uit van enige Hoogeveense notabelen. In 1871 vroeg zij de gemeente om een subsidie van f 1.500,–. De gemeente gaf een som van f 1.000,–. Een dergelijk verzoek was ook gericht aan de hoofd- en mededirecteuren van de algemene compagnie van 5.000 Morgen. Ook deze verstrekte een subsidie van f 1.000,–. Zowel in Hollandscheveld als in Hoogeveen werd een werkplaats ingericht. Men legde zich toe op de fabricage van (pitrus)matten. In de winters werd er gemat, In de zomers werd de pitrus gesneden en gedroogd. Op 22 december 1910 besloten de leden de vereniging op te heffen. Dit besluit werd 10 februari 1923 geëffectueerd en toen kwamen de bezittingen, te weten twee loodsen en werkhuizen, kasgeld en archief aan de gemeente.
Gebouw Irene waar ook Patrimonium gevestigd was
De landelijke afdeling van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium is op gericht in 1876. Maar liefst 5 jaar na Hoogeveen? Patrimonium is een christelijke vereniging van arbeiders. Patrimonium betekent “vaderlijk erfdeel”. Toen de christelijke leden van het Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond (ANWV) allerlei grieven kregen tegen het gevoerde beleid zoals de zondagsontheiliging en de bevordering en uitbreiding van het neutraal Staats-openbaar lager, en middelbaar onderwijs, nam Klaas Kater in 1871 het initiatief tot de oprichting van het Nederlandsch Werklieden Verbond ‘Patrimonium’.
Op 3 januari 1876 werd Patrimonium opgericht in Amsterdam. Op 30 november werd het eerste bestuur gekozen. Nadat in andere plaatsen soortgelijke organisaties waren ontstaan, ging Patrimonium vanaf 1880 als landelijke organisatie opereren. In Hoogeveen was dan al 9 jaar bezig met de armenzorg. Niet het algemeen kiesrecht, maar het door de antirevolutionaire leider Abraham Kuyper voorgestane huisman kiesrecht, waarbij het kiesrecht alleen werd toegekend aan mannelijke gezinshoofden, die een huis bewoonden met een bepaalde huurwaarde, werd één van de eisen. Zij sprak zich overigens eerst nog uit tegen stakingen. Kuyper gebruikte radicale taal en veroordeelde de dienst aan de “Mammon” in alle toonaarden. Op 9 november 1891 hield Patrimonium het “Eerste Christelijk Sociaal Congres”. Daar hield Abraham Kuyper zijn openingsrede: “Het Sociale vraagstuk en de christelijke religie”. In deze rede gaf hij de toehorende arbeiders het advies af te zien van verbetering van het lot en in plaats hiervan “het eeuwige leven” op de voorgrond te stellen. Hij stelde de arbeiders “heerlijkheden na het aardse bestaan” in het vooruitzicht en wees hen er op dat “een lotsverbetering in deze korte spanne tijds van ons tijdelijk aanzijn, wild en woest alle uitzicht op een heerlijkheid, die eeuwig duren zal, afsnijdt”.
Na 1886 kwamen de leden vooral uit de Gereformeerde Kerken in Nederland. De hervormde werklieden die ‘Patrimonium’ te gereformeerd vonden en een eigen tehuis wilden, richtten in 1890 de ‘Christelijk Nationale Werkmansbond van leden der Nederlandsche Hervormde Kerk’ op. In 1900 werd op advies van A.J. Talma en J. Huizinga een Christelijk Arbeidssecretariaat opgericht, dat de voorloper was van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). Hierna was de rol van Patrimonium grotendeels uitgespeeld. In 1942 is Patrimonium door de bezetter verboden. Na de oorlog is de vereniging heropgericht. Tot een fusie met de andersdenkenden, georganiseerd in de Federatie Nederlandse Vakverenigingen (FNV), is het nooit gekomen.
Uit de HC van 5-1-1907, over de rol van Patrimonium, Pieter is dan 19 jaar en zal een jaar of 7 later voorzitter worden van deze vereniging: Comité tot steun aan stakers opgericht. Comité van steun werd ter plaatse gevormd door de Werkliedenvereniging en Patrimonium ten behoeve van de stakers in de jutebedrijven te Rijssen. In artikel wordt uitvoerig omschreven over de hemeltergende toestanden in de fabrieken. Er wat dus op sociaal gebied in Nederland wel iets aan de hand. En de werkliedenvereniging is in 1907 ook bereid om zich in te laten met stakers! Het zal Pieter gevormd hebben.
Raadslid in Hoogeveen in 1917
Pieter ten Hoorn werd niet zonder slag of stoot raadslid voor de ARP in Hoogeveen. Hij was een paar jaar raadslid voor de ARP in Hoogeveen (1917-1921). De ARP was de partij van zijn zuil, van zijn sociale referentiegroep. Hij was helemaal in de antirevolutionaire traditie opgevoed en wilde strijden voor de ‘kleine luyden’.. .. voor religie en vrijheid zullen we maar zeggen.
Maar de ARP wilde hem niet zo maar op de kieslijst plaatsen. Pieter ten Hoorn had wel lef om zich te melden als kandidaat. Meestal waren het de ‘gegoede burgers’ die in de raad kwamen. Het algemeen kiesrecht (voor mannen) was er immers nog niet. Pieter ten Hoorn was een gedreven man, iemand die zijn positie op eigen kracht verworven had en ideeën had over het welbevinden voor zichzelf, zijn gezin en de samenleving. Hij kon zich ook nog eens goed uitdrukken in woord en geschrift. Hij probeerde uit overtuiging iets te betekenen voor andere mensen. In 1917 had de ARP de absolute meerderheid in de raad. Pieter is 29 jaar als hij door Patrimonium naar voren wordt geschoven. Met een bedrijf en een gezin van dan al 5 kinderen ook best een opgave. Hij gaat er wel voor en dat terwijl hij wel tegengas krijgt. Binnen de ARP was Patrimonium iets wat neigde naar het socialisme. De kiesverenigingen die de ARP vormden moesten stemadvies geven. Zowel de CHU kiesvereniging als de Hervormd Antirevolutionaire Kiesverenging onthielden zijn van steun. Dat Pieter niet bang was uitgevallen bleek wel toen hij gekozen werd en in de raad van Hoogeveen zijn maidenspeech mocht houden:
‘Hoogeveen is langen tijd geregeerd door de bezittende klasse. Thans kom echter een democratische strooming ook in deze gemeente tot uiting. Hierdoor doet thans een afgevaardigde van de Christelijke werkman zijn intrede in de raad. Ik wil zijn bijzondere aandacht wijden aan de belangen van de kleine luiden, die meer malen zijn voorbij gezien.
Later pleit ten Hoorn voor die kleine luiden door in de raad te wijzen op de extra lasten van de voorstanders van bijzonder onderwijs. Zij moesten aan het onderwijs al veel bijdragen door belasting omdat daarmee de salarissen van de onderwijzers werden betaald.
Ten Hoorn komt ook veel voor in de raadsstukken als er discussie (komt overigens zelden voor) is over het armenhuis. Hij was lid van de commissie van bijstand en medeverantwoordelijk voor het beheer van de gasfabriek. Ook al een belangrijk item voor de kosten van de kleine luiden. De krachtige spreker Pieter ten Hoorn kwam op voor de belangen van Christelijke werklieden en arbeiders!
Campagne in 1917: Bestuur van de afdeeling Hoogeveen van ‘Patrimonium’….beveelt aan verkiezingen bij alle kiezers zeer dringend aan den heer P. TEN HOORN. Het wordt meer dan tijd, dat de Christelijke arbeiders vertegenwoordiger hebben in den gemeenteraad van Hoogeveen. Laat het an zijn een Patrimonium-man, iemand die nooden der arbeiders kent. Iemand die zijn meening durft en kan zeggen. Stemt den Heer P. TEN HOORN.
De Christ. Historische Kiesvereeniging (de s viel steeds weg?) laat op 27 juni 1917 het over aan de kiezers om zelf te stemmen. Men vond het nodig om daar een advertentie over te zetten, tegen zou dat vreemd gevonden worden. Maar blijkbaar was het nodig ‘gezien de wijze waarop candidature-TEN HOORN tot stand kwam’….vermoedelijk moesten de kiesmannen van de oude vereniging nog wennen aan iets wat wij een democratisch grondrecht noemen. Je mag stemmen of wie je zelf wilt….
Waar gaat het trouwens over in de gemeenteraad van Hoogeveen? Straatverlichting, verharding van wegen, aanleg van bruggen en draaivlonders, woningbouw en drankbestrijding. Ook ging het over de hoogte van de hoofdelijk omslag (nu de OZB). Uit de notulen viste ik nog dit opmerkelijke feit op: ‘Maximumsnelheid voor fietsen. Gemeenteraad Hoogeveen, de maximumsnelheid voor fietsen en motoren wordt verhoogd van 15 tot 20 km. per uur . Bij het kruis wordt deze bepaald op 10 km’.
De raad van Hoogeveen in 1917. Links onder het schilderij staande de relatief kleine Pieter ten Hoorn. Vermoedelijk voor de foto even van zijn vergaderplek weggelopen….zoals u zal opvallen, geen dame aanwezig….dat volgt pas in 1919.
Gemeentehuis in jaren van de eerste wereldoorlog, nu is er nieuwbouw gepleegd met behoud van de gevel…
De vrouw van Pieter had dus één zus en deze Dina woonde in Soest en haar man had een ‘goede betrekking’ …dat bracht Pieter en Catharina op de gedachte om ook te verhuizen naar die omgeving. Het werd in 1921 Hilversum. Een plaats waar Pieter dacht voor zijn gezin een beter bestaan te kunnen opbouwen. Alles werd achtergelaten en de familie vertrok per trein naar Hilversum.
Hilversum, Amsterdam, Utrecht, Sleen, Westerbork en weer Hilversum
In Hilversum gaat hij aan de slag als timmerman/aannemer. In de politiek komt hij niet terug. Hij mist de aansluiting bij het andere politieke klimaat in Hilversum. Het bekende wij-gevoel uit Drenthe was er niet. Meer individualisme en concurrentie door eigen belangen. Politiek voelde hij zich volgens kleindochter Lenie Degens buitengesloten. Het fenomeen uit Drenthe ‘wij zijn allemaal gelijk’ bestond duidelijk niet in Hilversum.
Pieter en Catharina
In 1924 werd dat nog erger toen hij na de oplevering van de door hem gebouwde Zuiderkerk niet (alles) betaald kreeg. Pieter kwam door betalingen aan onderaannemers in financiële problemen. Er ontstond bij hem twijfel over het gezag van de kerk en dan met name het kerk bestuur. Weer een gevoel van afwijzing. De discussie tussen Pieter en zijn vrouw Catharina over het wel of niet procederen tegen de kerk deed hun huwelijk ook al geen goed. Al met al verhuisden ze in november 1930 naar Amsterdam. Midden in de economische crisis…het gezin ging wonen aan een bovenwoning aan de Jan van Galenstraat. Pieter ging weer werken als timmerman en kwam in contact met nieuwe vakbroeders. Hij was echter op afstand van de ARP geraakt in het tijdperk Colijn. Pieter ten Hoorn raakt beïnvloed door Mussert van de NSB. Een partij die sterk appelleerde aan zijn gevoel van samen, van sociaal en van protest. Samen tegen de gevestigde orde. Hij werd geïmponeerd door propaganda en zag de goede ontwikkelingen in Duitsland t.a.v. sociaaleconomische vooruitgang. In 1935 kiest hij dan voor de NSB. Hij werd door zijn gezin niet meer geaccepteerd en ook werd hem in 1936 de toegang tot de kerk ontzegt. Zijn drang om te strijden voor politieke idealen wint het van de kerkgang. Sterk punt van NSB vond Pieter het feit dat iedereen recht op een staatspensioen moest krijgen. Zou nog 1947 duren tot Willem Drees dat in Nederland zou invoeren. Pieter raakt in isolement. In 1939 doet hij mee voor gemeenteraad van Amsterdam en wordt gekozen voor de NSB met nog 2 anderen. De andere raadsleden waren W .Thomas (bakkersknecht) en ds. Mr. L.C.W. Ekering. Moet voor Pieter ook bijzonder geweest zijn, niet meer toegelaten te worden tot de kerk en dan binnen de NSB samen te werken met een dominee. Ook in Amsterdam ging ten Hoorn aan de slag voor ambtenarenlonen, noodkeukens, schadevergoeding voor werklozen, woningbouw en zo meer sociale onderwerpen. In 1940 wil hij echter wel uit de NSB stappen, maar na huisbezoek van Mussert himself verandert hij van gedachten. Hij komt hoog op de lijst voor de raad van Amsterdam voor de NSB en houdt zelfs lezingen tegen het communisme.
In 1941 scheiden Pieter en Catharina en 1942 trouwt hij met Albertha Plett (ook NSB-lid) en gaat in Utrecht wonen. Via de NSB wordt hij over de periode 1943-1945 burgemeester van Sleen. Daarmee was hij één van de 30 NSB-burgemeesters die de 32 gemeenten in Drenthe kenden. Op 17 april 1945 wordt hij gearresteerd en opgesloten in Kamp Westerbork. Ook omdat ten Hoorn niet te linken valt aan Jodenvervolging of strijd tegen het verzet krijgt hij in 1948 1,5 jaar cel, 3 jaar proeftijd en 10 jaar ontzegging van zijn stemrecht. In 1958 zal hij voor het eerst meer mogen stemmen……ook zijn tweede huwelijk loopt op de klippen en vanaf 1948 mag hij inwonen bij zijn oudste dochter in Hilversum. Door iedereen met de nek aangekeken is het opmerkelijk dat deze dochter Els zich over hem ontfermd. In het jaar 1958, als hij bijna weer mag stemmen, krijgt hij een hersenbloeding. Als 70-jarige kan hij dan niet meer werken. In 1960 overlijd dochter Els. Pieter wordt zelf van 1958 tot zijn door 1962 verpleegt in het RKZ (Rooms Katholieke Ziekenverpleging) in Hilversum. Op 10 oktober 1962 is hij daar overleden. Een leven lang vol goede bedoelingen en een leven dat eindigde in buitengesloten worden en zwijgen.
De NSB-burgemeester Pieter ten Hoorn te Sleen
Schets van Pieter in Kamp Westerbork
Tenslotte
Het leven van Pieter ten Hoorn verliep heel anders dan hij waarschijnlijk verwacht had. Zijn strijd voor de werklieden en de minderbedeelden in combinatie met vele afwijzingen brachten hem zelfs bij de NSB. Kleindochter Lenie Degen schrijft in haar boek vooral over de zwijgzame opa en over het zwijgen in de familie over deze vader en grootvader. Over het erbij horen of niet erbij horen. Tussen moeder en haar zussen was veel contact, over vader werd gezwegen…..
Een bijzonder leven van een bijzondere Hoogevener. Hij zal geen standbeeld krijgen, er zal zeker geen park naar hem genoemd worden, de broeders van het huidige Patrimonium zien hem niet meer staan….wat een treurnis……goede bedoelingen zijn niet genoeg, dat gold 100 jaar leden ook al….en dat is in Hoogeveen zo blijkt na 14 april 2022 ook nog zo. En toch….Pieter ten Hoorn had voor de Hoogeveners tijdens zijn Hoogeveense raadswerk veel goede bedoelingen….daar kan de huidige ‘ARP-fractie’ zich wel door laten inspireren. De rest zijn vooral lessen voor het leven, door afwijzing moet je je niet laten ontmoedigen en je moet op je koers blijven. Ook in tijden van oorlogen en epidemieën, van sociaaleconomische crisis of bij op komst van protestpartijen. Die les leren we van Pieter ten Hoorn. Dank Pieter en dank Lenie!
[1] Versteende Stilte, oorlog, schuld, buitensluiting en schaamte, een beladen familiekroniek. Uitgegeven door Aspekt in 2018. Auteur Lenie Degen, kleindochter van Pieter ten Hoorn.
[2] In dansen naar de pijpen van anderen is pijpen het meervoud van het zelfstandig naamwoord pijp. De betekenis is hetzelfde: je danst precies op de maat van de muziek die uit de pijpen (‘fluiten’) van de anderen komt. Je hebt dus geen eigen wil.